Angst voor de tandheelkundige behandeling is een wijd verbreid en diepgeworteld fenomeen. Zo’n 800.000 Nederlanders zijn zelfs zo bang voor de behandeling dat zij niet meer durven te gaan. Als mensen het tandartsbezoek uitstellen kan het dan niet anders dan dat mensen problemen krijgen aan tanden, kiezen en het tandvlees. De oorzaken van deze angst kunnen heel verschillend zijn en zijn meestal terug te voeren naar de jeugd. In veel gevallen heeft men het nodige te verduren gehad bij de (school) tandarts. In andere gevallen is de angst ‘afgekeken’ van de ouders of afkomstig van sterk overdreven ‘griezelverhalen’ op school. De meeste mensen die tegen een tandartsbezoek opzien gaan gelukkig wel. De angst richt zich dan vaak op (het geluid van) de boor. Anderen zijn bang voor de pijn en denken voortdurend dat zenuw of tong doorboord gaat worden.
Als de tandarts iets moet doen wat pijnlijk kan zijn, zal hij in de meeste gevallen eerst voorstellen om te verdoven. De verdoving bestaat uit een klein prikje, waarna u meestal geen pijn meer voelt. Voelt u na de verdoving toch pijn zeg dat dan meteen. De tandarts kan dan nog een beetje extra verdoven. Als de verdoving eenmaal werkt, voelt uw wang of lip vaak dik aan en heeft u het gevoel dat u moeilijker kunt praten en eten of drinken. Dit gevoel verdwijnt weer nadat de verdoving is uitgewerkt, meestal één of enkele uren na de behandeling. De tandarts kan de plek waar de verdoving gegeven wordt iets minder gevoelig maken met een zalfje.